Bestuurlijke drukte

Afgelopen donderdag hebben we een informatieve bijeenkomst gehad over de regionale samenwerking, en gisteren heb ik een opinieartikel in Binnenlands Bestuur gelezen over regionale samenwerking. De inleider van de bijeenkomst heeft ons veel meegegeven ter overdenking.
Samenwerken moet je doen als je daar zelf de meerwaarde van ziet, je moet er voor gaan, en je moet goed van tevoren nadenken wat je aan een samenwerkingsverband wilt delegeren, en onder welke voorwaarden je dat wilt doen.
Ik denk dat samenwerken een must is. We zijn als Rijnstreekgemeenten (straks zijn dat er nog maar drie) te klein om ons te handhaven in het krachtenveld van Den Haag, Leiden, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht. Óf we moeten samenwerken, is dus geen vraag meer. De vraag is of Holland-Rijnland het meest logische verband is. Als je de wereld mag overdoen, lijkt een regio die wordt begrensd door de A4 in het westen, de A12 in het zuiden en de provinciegrenzen in het oosten en noorden logischer.
Wat gaan we delegeren? Het samenwerkingsarrangement zoals voorgesteld biedt voldoende houvast. Ruimtelijke ordening, wonen, verkeer en vervoer, recreatie en toerisme zijn belangrijke grensoverstijgende onderwerpen.
Het heetste hangijzer zijn de voorwaarden waaronder we dat willen doen. Op dit moment is er sprake van een soort 'slikken-of-stikken' houding van Holland-Rijnland. We moeten aansluiten bij de bestaande structuur. Dat klinkt niet als samenwerken, terwijl samenwerking niet alleen voor ons, maar ook voor Holland-Rijnland voordelen biedt. Ik blijf mij zorgen maken over de democratische legitimatie. Dat is ook koudwatervrees, geef ik toe. Waar beginnen we aan? Wat geven we uit handen? Eén van mijn fractieleden heeft daar een gezond idee over. Als we een regionaal samenwerkingsverband een mandaat geven, doe je dat niet voor de eeuwigheid. Je moet een periode afspreken waarop je dat mandaat verleent. Daarna komt het automatisch terug bij de individuele gemeenteraden die vervolgens actief moeten beslissen over een verlenging van het mandaat. Niet verlengen van het mandaat mag niet zodanige financiële consequenties hebben dat het alleen daarom nodig is het mandaat te verlengen. Zo zorg je er voor dat er regelmatig (bijvoorbeeld eens in de vier jaar) een afweging plaatsvindt of de voordelen opwegen tegen de nadelen, en haal je een belangrijk deel koudwatervrees weg. We hangen ons er niet voor de eeuwigheid aan op. Je kunt je zelfs voorstellen dat de duur van het mandaat verschilt per onderwerp.
Waar ik zelf nog mee worstel, is het feit dat deze regionale samenwerkingsverbanden een vierde (of vijfde, als je de waterschappen meetelt) bestuurslaag vormen. In het artikel in Binnenlands Bestuur wordt gesteld dat de regionale samenwerkingsverbanden in de toekomst de provincie en de waterschappen gaan vervangen, beiden instituties uit een verleden en met grenzen die thans onlogisch zijn. Toekomstmuziek, denk ik, maar wel een logisch gevolg van het ontstaan van regionale samenwerkingsverbanden.

Iets waar ik mij bestuurlijk druk over maak: uit een rapport van minister Rouvoet blijkt dat hulpverleners niet zitten te wachten op een uitgebreid Elektronisch Kind Dossier, ze dragen informatie liever mondeling over. Een Haagse wethouder meent dat als het mondeling kan, het ook elektronisch kan. Wat een misvatting. Een elektronisch dossier, dat geldt ook voor mijn patiëntendossiers, kan nooit een mondelinge overdracht vervangen. Ik neem even het voorbeeld van een kind waarvan het consultatiebureau vindt dat het een taalachterstand heeft. Dit kind moet verwezen worden naar de VVE, of er moet overlegd worden met de basisschool. Het is voldoende als VVE 0f school dat weten. Het gedeelde EKD mag uitsluitend informatie bevatten van kinderen die dusdanige problemen hebben dat meer instanties er bij betrokken zijn, en waarbij informatieuitwisseling zinvol is. Bovenstaand voorbeeld hoeft dus niet in het EKD tenzij er sprake is van meerdere problemen; in dat geval volstaat een korte aantekening van het CB: 'verwezen naar VVE wegens taalachterstand'. Het dossier van de VVE hoeft vervolgens geen deel uit te maken van het EKD, het is voor andere hulpverleners alleen interessant te weten dat het kind bij de VVE zit wegens taalachterstand. De VVE geeft een bericht als de behandeling is afgesloten 'taalachterstand ingelopen, behandeling afgesloten'. Het EKD bevat natuurlijk wel de basisgegevens van het kind die voor elke hulpverlener van belang zijn. That's it. Ouders moeten kunnen aangeven of zij akkoord gaan met het delen van de gegevens, en wie inzage heeft in de gegevens. Dat mogen uiteraard niet zo maar alle instanties zijn die bij jeugdhulpverlening zijn betrokken. Uitsluitend de bij de hulpverlening van dat ene kind betrokken instanties mogen het dossier inzien. Kortom, ik moet het allemaal nog niet: gaat het werken, wordt het doel bereikt met het EKD, is de privacy voldoende gewaarborgd? Ik houd mijn twijfels.

De Raad van State heeft zich tegen het wetsvoorstel uitgesproken dat het aantal koopzondagen verder moet beperken. Ten eerste omdat helemaal niet gebleken is dat het zogenaamde toerismeargument veel vaker wordt gebruikt, ten tweede omdat de meeste gemeenten tegen zijn en er dus geen draagvlak is voor het voorstel en ten derde omdat uit onderzoek blijkt dat slechts zeven procent van de bevolking de zondagsopening als strijdig met het geloof ziet. Volgens mij leven we in een democratie en hoort de meerderheid te beslissen. Ik verplicht niemand zijn winkel te openen op zondag, of om op zondag te winkelen, maar ik wil niet dat een minderheid anderen in hun vrijheid beperkt op zondag te winkelen. Personeel is er genoeg te krijgen, het betaalt goed en zorgt voor flexibiliteit in werktijden. Maar ja, dit kabinet schrijft betutteling met hoofdletters, dus dat wetsvoorstel gaat er komen, ook zonder akkoord van de Raad van State.

Tot volgende week.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Hippocrates

De volgende stap

Much ado about nothing